Wat is Archeologie?
Wat is Archeologie?

Wat is Archeologie?

Wat is archeologie?

In de ogen van veel mensen doet een archeoloog weinig anders dan graven naar oude dingen in de grond. Hoewel het opgraven een groot deel van het archeologisch werk is, doet dat beeld weinig recht aan het echte werk van een archeoloog.

Archeologie wordt vaak verschillend uitgelegd. In feite is het de studie van de mens en van culturen door de tastbare materialen die ze achter hebben gelaten. Deze tastbare materialen noemen we sporen of artefacten. Archeologie wordt vaak in verband gebracht met de studie van prehistorische mensen. Maar archeologie bestudeert ook de sporen van de Griekse en Romeinse samenlevingen en gaat zelfs tot de moderne tijd.

Het werk waarbij archeologen de geschiedenis bestuderen door naar sporen te zoeken is vrij systematisch en geordend. Het begint het meestal met een veld onderzoek, gevolgd door een opgraving, daarna is er het laboratorisch onderzoek en tot slot werken archeologen hun vondsten uit in een verslag.

Waarom graven archeologen nu eigenlijk?

Heel lang geleden leefden er ook al mensen, die net zo goed dingen achterlieten als wij nu ook doen. Deze overblijfselen (zoals stenen werktuigen, het aardewerk dat ze gebruikten, botten van mensen of de dieren, maar ook de sporen van kuilen of palen van de boerderijen) kun je vinden in de grond. 

Het is belangrijk de geschiedenis te leren kennen. Natuurlijk is er al veel over de geschiedenis bekend.

Op school leer je voornamelijk de geschiedenis uit geschreven bronnen. Kranten, dagboeken, verslagen, rapporten. Dat zijn allemaal geschreven bronnen.

Maar deze bronnen kunnen een eenzijdig inzicht geven op de gebeurtenissen. Daardoor kan je een verkeerd beeld van de geschiedenis krijgen. Bovendien kunnen er bronnen ontbreken, waardoor er gaten in de geschiedenis ontstaan. Vooral voor de tijd dat het schrift nog niet gebruikt werd, de prehistorie dus, kan de archeologie een heleboel vragen van geschiedkundigen beantwoorden. Om nu toch een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de geschiedenis, proberen archeologen de overblijfselen van die oude culturen te vinden.

Archeologen kunnen natuurlijk niet zomaar overal gaan graven als ze daar zin in hebben.

Wij kunnen ook niet zomaar ons achtertuintje gaan omspitten tot zo'n 2 meter diep, om te kijken of daar misschien een Romeinse villa onder ligt.

Een opgraving wordt gedaan om bepaalde redenen.

Het liefst laten archeologen de overblijfselen namelijk veilig in de grond zitten.

De Romeinse overblijfselen, Middeleeuwse scherven of prehistorische vondsten liggen er al honderden of duizenden jaren. Ze worden in de grond dus goed bewaard. Als archeologen deze dingen uit de grond halen, vergaan ze sneller, doordat er bijvoorbeeld zuurstof bij komt. Ook zijn de technieken om bijvoorbeeld voorwerpen te dateren nu nog niet zo verontwikkeld als ze over 50 jaar zullen zijn. Misschien denken wij wel dat we de opgraving goed uitgewerkt hebben en een goed idee hebben over hoe die mensen op dat stukje grond hebben geleefd, maar misschien denken archeologen daar over 10 jaar wel heel anders over.

Zo zie je, dat het gevaarlijk is om op te graven.Want alles wat je uit de grond haalt, kan je er niet meer in stoppen. Je bent het - om het maar even hard, maar wel duidelijk te zeggen - voorgoed kwijt. Een ander, die later leeft, betere technieken en andere ideeën heeft, kan jou niet meer controleren. Later is men afhankelijk van alles wat jij zegt over de opgraving.

Eigenlijk vinden archeologen dus 2 dingen: aan de ene kant is het heel goed om dingen op te graven, omdat je dan meer over de geschiedenis te weten komt. Aan de andere kant kan je die dingen beter in de grond laten zien, omdat opgraven betekent dat je het voorgoed kwijt bent.

Er moet echter nog veel gebeuren voorat er een schep in de grond gezet kan worden en de zoektocht naar de geschiedenis kan beginnen.

  • Allereerst moet er gekeken worden naar de omvang van het - voor de overblijfselen - bedreigde gebied.
  • Vervolgens moet er aan de gemeente, provincie of het Rijk, toestemming gevraagd worden om te graven in dat gebied. Je mag nooit zomaar ergens gaan graven. Bovendien moeten soms de bouwwerkzaamheden uitgesteld worden, omdat archeologie oponthoud in hun plannen veroorzaakt.
  • Daarna moet er gekeken worden wie er gaan opgraven. Natuurlijk is deze taak weggelegd voor de archeologen. (geholpen door vrijwilligers en studenten). Maar dit kunnen archeologen zijn die in dienst staan van universiteiten, het Rijk of stadsarcheologen of van een professioneel opgravingsbedrijf
  • Hierna wordt er een proefonderzoek gedaan inr het gebied waar er eigenlijk gegraven moet gaat worden. Zit er eigenlijk wel wat in de grond? Op welke plekken bevinden zich de grootste concentraties overblijfselen? Uit wat voor tijd komen de vondsten? Ook wordt er gekeken naar het soort grond (zand, klei enz.). Hiervan is afhankelijk wat je kunt vinden. In zand blijven bijvoorbeeld hele andere dingen bewaard dan in klei.
  • Het laatste obstakel voordat er werkelijk gegraven moet worden is geld. Opgraven kost geld. Om de archeologen te betalen, geld voor de andere medewerkers die ingehuurd moeten worden, geld voor het gereedschap, geld voor de conservatie van bijzondere voorwerpen. Dit geld betaalt de archeoloog natuurlijk niet allemaal uit zijn eigen zak. Hiervoor klopt hij aan bij de gemeente, de provincie of het rijk.
  • Er volgt een inschrijving door professionele bedrijven. Aan het bedrijf of instantie die het laagste ingeschreven heeft, wordt de opgraving gegund. Het is een financiële kwestie.
  • Er wordt ook over de duur van de werkzaamheden gesproken. Vaak moet men op een bepaalde tijd met geplande bouwwerkzaamheden starten.
  • Pas nadat deze dingen gebeurd zijn, kan de opgraving beginnen.

Voor de archeoloog en de medewerkers is de opgraving zelf natuurlijk het leukst. Lekker in het veld staan, in de zomer in het zonnetje bruin worden, en graven naar de meest mooie fibulae, oudste scherven of kleinste grondsporen. Je bent natuurlijk dolblij als je aan het einde van de dag een paar mooie dingen hebt gevonden en weer een gaatje in de geschiedenis hebt gevuld. Tijdens de veldwerkperiode staan archeologen op de opgraving en proberen erachter te komen wat zich in de geschiedenis heeft afgespeeld. Hiervoor moeten ze diep de grond in. 

Archeologen hebben verschillende hulpmiddelen:

Voor het graven zelf:
De schep, een troffel, een graafmachine (dit kunnen archeologen niet zelf, maar daar moeten mensen voor ingehuurd worden), kruiwagens, een grondboor, een metaaldetector.

Voor het tekenen van sporen en vondsten:
Potloden, tekenpapier en een fototoestel. De vondsten moeten namelijk zo goed mogelijk geregistreerd worden.

Voor het meten:
De stukken grond die je hebt opgegraven - vooral belangrijke vondsten - moeten opgemeten worden. Ook moet de plek opgemeten worden waar deze gevonden zijn. Dit is om het onderlinge verband aan te geven en om ervoor te zorgen dat archeologen later niet nutteloos bezig zijn als ze dat stukje voor de tweede keer opgraven. Hiervoor heb je een waterpas en meetlinten nodig. Tegenwoordig gebeurt alles digitaal. Er wordt gewerkt met computers, laser gestuurde apparaten, digitale tekenborden, elektronische waterpassen enz., enz.

Voor het opbergen van de vondsten:
Vondst zakken en vondstkaartjes en emmers.

Andere benodigdheden:
Andere mensen, die geen archeologen zijn. Bijvoorbeeld mensen die een graafmachinebestuurders, geschiedkundigen, antropologen of architecten.
Een prik tegen ziekten. Door sommige bacteriën in de grond, waarmee archeologen (als ze heel diep graven) in aanraking kunnen komen, kan je ziek worden. Dit geldt helemaal als je een wondje hebt natuurlijk. Maar als je daartegen ingeënt bent, is er niets aan de hand.

Dateren

Als je spullen hebt opgegraven, wil je natuurlijk weten hoe oud de gevonden voorwerpen eigenlijk zijn. Je wilt weten of een bepaalde scherf of een klein stukje bot nu uit de prehistorie, de Romeinse tijd of de Middeleeuwen komt. Hier kan je op verschillende manieren achterkomen:

1.      Door te kijken naar de verschillende lagen. De grond is opgebouwd uit een aantal lagen. De mensen die het langst geleden hebben geleefd, hebben ook het eerste hun troep weggegooid. De laag die onderop ligt, zal dus het oudste zijn. Hoe hoger de lagen liggen, hoe jonger de vondsten zijn die daaruit komen. Wij leggen onze tuin toch ook aan boven op de huidige bewoningslaag? We graven ons terras ook niet in de grond. Als je dus een paar lagen boven op elkaar vindt, kun je er (bijna) zeker van zijn dat de onderste laag ouder is dan de bovenste, en het onderste eerder is ontstaan.

2.     Als je bijvoorbeeld een kuil of een hele villa wilt dateren, kijk je naar de vondsten die erin voorkomen. Als je de vondsten in de kuil kunt dateren, weet je hoe oud de kuil is. De kuil is namelijk niet dichtgegooid voordat de laatste vondst erin is gegooid. Als je bijvoorbeeld allemaal scherven uit 100 voor Chr. in je kuil hebt liggen, en een paar botten uit 2 na chr., weet je zeker dat de kuil niet voor 2 na Chr. is dichtgegooid.

3.     Typologie: Je kan sommige dingen dateren door naar de ontwikkeling van het materiaal. Over het algemeen kan je zeggen dat kopjes, potten en pannen steeds luxer en ingewikkelder worden.

4.     Dure technieken en ingewikkelde methodes.

5.     Kijken naar de opgravingen die al gedaan zijn en de vondsten die al gedateerd zijn en deze vergelijken met jouw vondstmateriaal.

 

Waar opgraven??

Gaat het graven in heel Nederland hetzelfde ??? Het antwoord daarop is erg simpel: Nee.

Een archeoloog die in het westen van Nederland graaft, moet aan heel andere dingen denken dan een archeoloog die in Zuid-Limburg bezig is. Plaatsen kunnen verschillen door: de soort grond (zand, klein of loss zoals in Limburg), of de grond nat of droog is (dit is belangrijk voor wat er over blijft). In het ene gebied staat de grondwaterspiegel ook veel hoger dan in het andere gebied. En onder natte omstandigheden blijven er veel meer organische resten (zoals hout, leren schoenen en bot) bewaard. Deze worden door het water van de zuurstof afgesloten.

Door de afwezigheid van zuurstof worden de resten niet aangetast. De bacteriën die normaal gesproken de organische resten vernietigen, kunnen in een zuurstofarme omgeving niet leven. In het westen van het land, waar het in de grond natter is, moet men dus meer oppassen dan hier in het oosten of in het zuiden., waar de grond droger is, omdat je meer organische dingen zult vinden.

Een ander punt van verschil is, hoe "oud" het landschap zelf is. Je zult geen fibula uit de Romeinse tijd tegenkomen in een gebied dat pas in de 19e eeuw is ontstaan. Zo zijn de duinen die het dichtst achter het strand liggen nog niet zo oud als het land achter de duinen. Als je in de duinen graaft, zul je dus geen oude dingen tegenkomen.

We hadden het net over het verschil tussen natte en droge gebieden, waar je niet of juist wel organische resten kunt vinden. Er bestaat ook een bijzondere vorm van archeologie: onderwaterarcheologie. Archeologen, die natuurlijk een duikbrevet hebben, gaan het water in op de plaats waar er waarschijnlijk archeologische overblijfselen liggen. Meestal betreffen deze opgravingen schepen, die lang geleden gezonken zijn., maar soms kun je andere dingen vinden wanneer het land later door water is overspoeld. De onderwaterarcheologen graven op dezelfde manier op als gewone archeologen. Ze maken dus ook gewoon tekeningen en doen metingen. De vondsten worden in mandjes naar boven getrokken, waar andere archeologen ervoor zorgen dat het goed bewaard wordt en de dingen niet direct vergaan. Onder water krijg je hetzelfde effect als in natte gebieden: de organische resten blijven onder water erg goed bewaard. Zodra je het echter uit het water haalt, kan er zuurstof bij komen en begint de vernietiging. Maar verder heb je onder water ook een hele opgraving, ook al gaat het wat moeilijker dan op het land. Het is voor de archeologen moeilijker om te communiceren dan op het land. Het gaat wel, via zendertjes en radiootjes, zodat de archeologen alsnog kunnen overleggen om tot goede resultaten te komen en hetzelfde effect bereiken als op een "gewone" opgraving.

De vondsten:

We hebben het gehad over het voorwerk van de archeoloog, de opgraving zelf, de hulpmiddelen van de archeoloog en de redenen waarom men besluit een opgraving te doen.
We hebben het nog niet gehad wat er gebeurt met de vondsten nadat ze zijn opgegraven. Vondsten mag je natuurlijk niet zomaar mee naar huis nemen.
Wat gebeurt er na de opgraving?

Allereerst worden de vondsten na de opgraving gewassen (zodat je nu eindelijk eens goed ziet wat je hebt gevonden), getekend, gefotografeerd en uitgebreid beschreven. Als andere archeologen later dan een nadere mening hebben, kunnen ze ook het opgravingsmateriaal nog bekijken. De vondsten moeten ook genummerd worden. Op de binnenkant van de scherf of op de binnenkant van de pot komt dan een nummer met inkt geschreven, omdat de administratie (zoals je dat noemt) dan completer is.

Daarna moeten de vondsten geconserveerd worden. Zoals we zagen bij de onderwaterarcheologie, gaan vondsten die eeuwenlang in een natte omgeving bewaard zijn, bij blootstelling aan zuurstof verloren. Daarom moet er wat tegen gedaan worden. Sommige vondsten moeten nat gehouden worden. terwijl je andere vondsten juist in de droogkast moet laten drogen. Als je dit soort dingen niet zou doen, zouden de vondsten snel verloren gaan. In het veld worden de meest noodzakelijke dingen al gedaan, maar tijdens het uitwerken van de opgraving (dus na de veldperiode) wordt er een langdurige bescherming aangebracht. Dit om te voorkomen dat botten uit elkaar vallen of leren kleding scheurt.

Verder wordt er een totaaloverzicht van de opgraving gemaakt. Als alle vondsten geïnterpreteerd zijn, worden ze vergeleken (met elkaar, maar ook een hele opgraving met een andere). Er wordt gekeken welke mensen er op die plek hebben gewoond, wanneer en hoe lang. Zo kan je er bijvoorbeeld achterkomen dat er een Romeins tempelcomplex heeft gestaan, dat ongeveer 100 jaar in gebruik is geweest. Van 50 voor tot 50 na Chr. Door te vergelijken met andere opgravingen kan je te weten komen of het tempelcomplex groot of klein is geweest en of er mensen uit de omgeving of ook van heel ver weg naar de tempel toe kwamen.

Al deze vragen stelt een archeoloog en probeert hij te beantwoorden met hulp van de gegevens die uit de opgraving te halen zijn.

Van die dingen die je uit de opgraving te weten komt, maak je een verslag. Dit verslag wordt gepubliceerd. Ten eerste zodat andere mensen weten wat er gevonden is en andere archeologen hun opgravingswerk kunnen vergelijken met dat van jou. Ten tweede zodat latere archeologen weten dat er op die plek is opgegraven en zij daar niet meer hoeven te beginnen en er later eventueel andere interpretaties aan de ontdekkingen gegeven kunnen worden.

Als de opgraving is afgelopen en alles is uitgewerkt, wat gebeurt er dan met de vondsten?

Je zou denken dat je ze nu eindelijk mee naar huis mag nemen. Alles is nu toch getekend en gefotografeerd? Maar nee, de meeste vondsten gaan naar het depot (= opslagplaats voor vondsten). De vondsten gaan in dozen die in rekken komen te staan. Zo'n depot staat echt helemaal vol met allemaal archeologische overblijfselen. Elke provincie heeft wel zo?n depot, waar alle vondsten die in die provincie zijn opgegraven, bewaard worden.
Speciale en mooie vondsten gaan naar musea. Vaak verdwijnen deze dingen na verloop van tijd ook i n het depot, maar dan van die van het museum.

Zo zie je wat er gebeurt vanaf het moment dat men erachter komt dat er iets archeologisch in de grond ligt tot het moment dat de vondst in het museum tentoongesteld wordt en het verslag gepubliceerd is.

Het lijkt zomaar even opgraven en verder niets, maar er komt veel meer bij kijken.

 

Bron: thinkquest van kennisnet.

 

Bewerkt door Dick Reijnen.