Kasteel 't Oirtje

’t Oirtje

Ten zuiden van het huidige pontveen Vierlingsbeek Bergen stond ooit kasteel ’t Oirtje.

Het wordt voor het eerst genoemd in de jaren 1403 en 1404. Dan krijgt Udo de Boze namelijk het “versterkte huis” ’t Oirtje van de Gelderse hertog in leen. Udo was een van de Gelderse rentmeesters in het Land van Cuijk. Lang is het stil rond dit huis, tot ’t Oirtje in 1539 overgaat naar een nieuwe eigenaar. In de 17e eeuw wordt nog eenmaal gesproken van “restanten” van het kasteel. Na die tijd hebben de bronnen het alleen nog maar over “het goed ’t Oirtje”. Dat leengoed was behoorlijk uitgestrekt en omvatte het gehele kerspel, de parochie en het dorp Vierlingsbeek, inclusief de buurtschappen Houthezen (Holthees), Maasheze, Loen (Overloon), Grafft en Groeningen.

De bijzondere naam kan te maken hebben met het veerrecht dat in de late middeleeuwen aan kasteel Well en kasteel Macken toebehoorde. Mogelijk behoorde dat veerrecht eerder toe aan ’t Oirtje (gezien ook de ligging). Het tarief voor de overtocht was rond 1400 een “oortje” (een kleine munteenheid, denk aan het versnoepen van het laatste oortje).Bron bhic,

Tot op heden zijn er geen afbeeldingen van dit kasteel gevonden.

Volksetymologie. Vier beken kwamen bij deze plaats samen.
(Corn. III, 210)
Op een aan den Baron D'Overschie te Brussel toebehoorend perceel hooiland, sectie C, no. 134, groot 2 bund. 13 v.r., 20 v.ell., gelegen onder de gem. Maashees, nabij de zoogenaamde Molenbeek, de rivier de Maas, en het Staaische veer, heeft vroeger een kasteel gestaan, waarvan de grachten en fondamenten nog aanwezig zijn, in hetwelk, zoo men zegt, geld zoude gemunt zijn, en wel op zoogenaamde vierlingen (of oortjes), waarvan, en van de daarnevens loopende beek, de naam van het dorp zijnen oorsprong zoude ontleenen. Hoe dit ook zij de overblijfselen van een groot gebouw bestaan werkelijk, ook draagt een daaraan grenzend perceel den naam van 't Beekeroortje, welke perceel vroeger leenroerig was te Grave, doch nimmer is er, voor zoo ver men weet, dusdanig geld alhier in omloop geweest. Ook vervalt de geheele veronderstelling dat hier geld zoude gemunt zijn geweest, als men weet, dat dit dorp vroeger niet VIERLINGSBEEK heeft geheten maar VEEN, terwijl het blijkens een charter van 1405 VENLINGSBEEK genoemd werd.
(Van der Aa, XI, 684)