De Maaslinie 10 mei 1940
De Maaslinie 10 mei 1940

De Maaslinie 10 mei 1940

De site "Zuidfront Holland mei 1940" geeft een uitvoerige beschrijving van alle gevechtshandelingen aan de hele Maaslinie aan het begin van de interventie door het Duitse Leger vanaf 10 mei 1940.

Een uitgebreide informatie hoe een en ander zich toen heeft afgespeeld.

Een voorbeeld van de beschrijving van de gevechtshandelingen bij Boxmeer aan de Maas.

Heijen/Boxmeer

Tegenover Boxmeer, dat even ten zuiden van Gennep ligt, opereerde IR.456 [Oberst von Neindorff] van de 256ste infanteriedivisie. In mei 1940 was de Maas daar nog in een S bocht gevormd, een vorm die door aanpassing naoorlogs deze oorspronkelijke Maastak deed omdopen in de Oude Maas. In 1940 was er dus alleen die opvallende chicane in de rivier, die de lineaire verdediging niet ten goede kwam omdat men wegens de scherpe bochten nauwelijks een breed en geconcentreerd vuurfront kon vormen met de beperkte voorziene kazematdichtheid. Bovendien was de omgeving van Heijen zeer dicht begroeid, zodat een nadering tot dicht op de bocht in de Maas mogelijk was onder zichtdekking.

Aan Nederlandse kant had men wel enigszins ingespeeld op het bezwaarde vuurfront, dat - men zou haast zeggen 'vanzelfsprekend' - niet door extra kazematten te plaatsen was gecorrigeerd. Want het gebrekkige vuurfront werd enigszins gecompenseerd met een modern stuk PAG en een 6-veld lichte infanterievuurmond. Deze dekten vooral het landhoofd bij de aanwezige veerpont. Erg veel duurzame waarden hadden de beide in open opstelling geplaatste vuurmonden uiteraard niet. Slechts vijf kazematten konden vuur uitbrengen op de bocht in de rivier, en in het noordelijke deel zelfs maar vier. De sector was bezet door twee secties infanterie van 2-15.GB.

De bezetting van de kazematten nam al kort na het invasietijdstip de eerste Duitsers waar aan de overkant van het water. Niet vreemd als men bedenkt dat de Duitse grens slechts enkele kilometers ver lag, en de grenswachten direct om 0355 uur al volkomen werden overrompeld.

Rond 04.30 uur begon, vermoedelijk vanaf Duits grondgebied, zware artillerie in te schieten op de sector. De Nederlandse verslagen meldden dat dit vuur niet intensief was en bovendien veel te diep viel. Het bood hen kans geleidelijk te wennen aan de geluiden van de moderne oorlog. Desondanks waren ondertussen al infanteristen [van I./IR.456] erin geslaagd met rubberboten in de hand de rivier te naderen. Aan Nederlandse zijde liet men hen rustig begaan, en bedacht men dat de Duitsers pas op het water werkelijk kwetsbaar zouden zijn. Een verstandig besluit. Het vuur werd dan ook pas geopend toen alle boten op weg gingen naar de overkant. De meeste Duitsers sprongen in het water en probeerden zich zwemmend te redden. Een aanzienlijk aantal raakte gewond of werd gedood.

Het was aan Duitse zijde aanleiding de zaken serieuzer aan te pakken. De vier kazematten tegenover het Duitse aanvalsvak kregen in toenemende mate een variatie aan vuurmonden tegenover zich. Infanteriegeschut, dat met redelijk vlakke baan schoot, antitankgeschut, krombaangeschut en zware mitrailleurs. Het werd een regelrechte hel voor de manschappen in en om de kazematten. En ze konden er vrijwel niets tegen doen.

Twee kazematten in de bocht, de no.’s 66 en 67, kregen voltreffers. In de eerste kazemat leidde dat tot uitschakeling van de bezetting en het wapen, bij de tweede sloegen stukken beton uit de voorzijde. Een volgende Duitse oversteekpoging werd echter wederom gepareerd.

De een na de andere verdediger raakte gewond, of werd gedood. Een of twee zware 8,8 cm antitankvuurmonden versterkten de vernietigende werking van het Duitse vuur, en spoedig werden nog twee kazematten uitgeschakeld, waarbij in no. 67 twee van de drie manschappen op slag werden gedood. Bij het stuk PAG, dat ondanks een ontbrekend schild dapper op de tegenstander vuurde, werden twee bedieningsmanschappen gedood door Duitse projectielen. De stukscommandant bleef echter zonder omhaal doorvuren en zou de strijd overleven.

Inmiddels hadden de Duitsers de tactiek enigszins gewijzigd. Door het uitvallen van twee kazematten, die voor iedereen zichtbaar volkomen waren uitgeschakeld, kregen de Duitsers de kans om een min of meer dode hoek te kiezen in de noordelijke bocht van de rivier. Hier tegenover was nog slechts één kazemat werkzaam. De no. 65 – een flankerende kazemat - die een Schwartzlose zware mitrailleur had.

In de kazemat had men al het nodige te verduren gehad, maar e.e.a. was beperkt gebleven tot mitrailleurvuur en licht antitankgeschut. Toen aan Duitse zijde echter de bakens enigszins verzet werden naar de noordelijke sector, verplaatste men de 8,8 cm vuurmonden ook naar de overzijde van kazemat no. 65. Die was namelijk in eerste instantie door haar hoge zijmuur – typerend voor de B-kazemat – redelijk afgeschermd geweest. Maar spoedig beukten de zware 8,8 cm projectielen systematisch op de muur, en deden de gehele kazemat schudden op zijn grondvesten. De desondanks doorvurende bemanning had door de intensieve en vrijwel onafgebroken beschieting van de Duitsers aan de overzijde, te maken met storingen aan het wapen. Het gebrek aan onderhoudsmiddelen in het Nederlandse leger was schokkend, en daaronder leed ook deze bemanning. Met kunst en vliegwerk werd de mitrailleur aan de praat gehouden, en zelfs een gescheurde koelmantel werd tijdelijk opgelost door om beurten over de loop te urineren.

Het einde van de weerstand kwam echter wegens de zoveelste Nederlandse schipper die net deed of er die vrijdag de tiende mei 1940 niets aan de hand was. Een aak kwam rustig de Maas afgezakt, en hoewel beide partijen het vuren nauwelijks temperden, voer de schipper rustig door, en vormde een prachtig schild voor de volgende Duitse oversteekpoging. De murw geschoten kazemat kon het toen niet meer pareren te meer daar het schootsveld van de B-kazemat evident beperkt was. Diverse Duitse boten haalden de westzijde. De bediening van de kazemat probeerde te ontsnappen, maar raakte gewond en in Duits gevangenschap. Hoewel de Nederlandse weerstand ter plaatse nog enige tijd doorging, was het pleit beslecht. Om 1100 uur was het vak in Duitse handen.

Aan Nederlandse zijde waren acht manschappen gesneuveld. De Duitsers betaalden een iets hogere prijs. Elf geregistreerde doden.

Sambeek/Afferden

Bij Afferden vond de laatste slag in het vak van 26.AK plaats, en aangezien 256.ID de linker flank bezette, was deze divisie ook hier van de partij. Tegenover Afferden werd de inzet gevormd door de verkenningsafdeling van de divisie, versterkt met enig infanteriegeschut en PAK. Voorts beschikte men over twee of drie stukken van 8,8 cm.

Net als elders in het vak van de divisie [m.u.v. de spoorbrug bij Gennep] was het doel de veerdienst. Er was echter ook een stuw, die tussen Afferden en Sambeek in de rivier lag. Deze kon vanzelfsprekend niet worden vernield – althans, vernieling zou zorgen voor een ongecontroleerde stroming op de Maas.

Aan Nederlandse zijde werd het vak verdedigd door 3-15.GB [res. kapitein H.M.C. Aarts]. Naast de kazematten langs de Maas, waren ter hoogte van de veerdienst een stuk 8-staal en een PAG beschikbaar. Afferden lag net als Boxmeer op een zeer korte afstand van de Duitse grens, maar in tegenstelling tot even noordelijker, werden de Duitsers hier wel opgehouden door verhakkingen.

 

 

Maaslinie centraal en Peel-Raam zuid

 

De commandant van 15.GB [majoor J.H. Alma] had het nog niet direct noodzakelijk gevonden vernielingen te verordonneren ondanks het feit dat ook hem duidelijk werd dat de oorlog was uitgebroken. Naar de reden voor zijn terughoudendheid kan slechts worden gegist. In ieder geval besloot kapitein Aarts autonoom rond 0430 uur dat het toch wel tijd werd de veerpont te vernielen, en zodoende was een en ander even later geklaard, hoewel de springlading nog enige problemen gaf.

De vertraagde Duitsers hadden gelukkig alle kansen geboden om de vernielingen uit te voeren en de verdedigers voor te bereiden op de strijd. Pas tegen 0500 uur vielen de eerste schoten, doch geleidelijk aan werd een ware barrage op Sambeek en omgeving afgegeven. Het dorpje zelf raakte hierbij aanzienlijk aangetast, en menige brand brak uit. Enkele burgers werden gedood of gewond. Ook de kazematten en veldstellingen werden genadeloos beschoten. De beide stukken geschut werden al snel uitgeschakeld.

Een van de kazematten kreeg een voltreffer door 8,8 cm geschut, die de driemans bediening doodde. Deze manschappen zouden de twijfelachtige eer hebben de enige Nederlandse gesneuvelden bij Afferden te zijn. Hoewel de Duitse beschieting nog langere tijd voortduurde, en na verloop van tijd vrijwel alle kazematten waren uitgeschakeld, was uit de ontwikkelingen duidelijk dat geen groot infanterieverband tegen de Nederlanders werd ingezet. Een oversteek bleef lang uit en toen die kwam slaagde deze omdat inmiddels vrijwel alle mitrailleurs aan Nederlandse kant waren uitgeschakeld.

Tot diep in de middag bleven de Duitsers bezig om de omgeving te zuiveren. Geen Nederlander sneuvelde hier meer bij, maar aan Duitse zijde werden vier man van de eerste afdeling van AA.256 gedood.

Voor meer info zie de site:http://www.zuidfront-holland1940.nl/index.php?page=maaslinie