Een sprookje over de Warande
Een sprookje over de Warande

Een sprookje over de Warande

Een sprookje uit 1892

Bij Boxmeer ligt de zoogenaamde Warande," een kunstmatig opgeworpen heuvel, thans het eigendom van Jhr. Van Sasse van Ysselt. Deze Warande ligt bij avond wat eenzaam, daarom zag men daar de geestenwereld aan 't werk. De scheper van 't Kasteel hoedde op den Zandrug de schapen. Een kaboutermannetje met langen baard stond plotseling naast hem en vroeg hem te drinken, want 't was warm. Hij bezag het kleine kereltje en gaf hem uit zijne kruik te drinken. Het mannetje bedankte hem met zijn pieperig stemmetje en verzocht hem op denzelfden tijd morgen weer daar te zijn. Hij was er prompt, het mannetje ook; het gaf hem een sleutelbloempje dat daar groeide en stak dit op den hoed.

Dan volgde hij den kleinen begeleider naar den heuvel. Zijn hoed werd zwaar en plotseling viel er een gouden sleutel af; het mannetje was verdwenen, nadat het hem gezegd had: vergeet het beste niet, mijn jongen. In den heuvel rees een deur voor hem, hij opende die met den sleutel en stond in een gewelf met tonnen vol goudgeld, meer dan de graaf op 't kasteel kon hebben. Hij vulde zijn hoed en snelde zonder verder aan iets te denken naar huis, naar moeder toe.

Hij houdt den schat vast tegen 't lichaam gedrukt en durft er niet naar zien. Hij komt binnen en valt tusschen de familie in, die juist bijeen is, doet den hoed open en wat is er in ? Paardenvijgen. Men lacht hem uit: slechts een goudstukje lag op den bodem. Hierop geloofde men hem eenigszins en alles ging mede naar de Warande. De heuvel lag daar echter, of er niets gebeurd was. De scheper had het beste, den tooversleutel, vergeten, en alles was gesloten. Nu moest de scheper 't nog meer ontgelden, men schold hem voor gek. Tot in hoogen ouderdom bewaarde hij het goudstukje en aan een ieder vertelde hij zijn wedervaren.