Rie Bloem

 

Zuster M.A.A. Bloem (1912-1944) heeft in Boxmeer een organisatie opgezet voor consultatiebureaus, wijkverpleging en tbc-bestrijding. Rie Bloem heeft in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog een dagboek bijgehouden. Ze verzorgt en evacueert  zieken en gewonden. In oktober 1944 is zij op weg naar zwaargewonde militairen en komt zij om door een landmijn. Op het straatnaambord op Sterckwijck wordt zij geëerd als de ‘Boxmeerse Florence Nightingale’. Een verwijzing naar de Britse verpleegkundige (1820-1910) die als sociaal hervormer en grondlegger van de moderne verpleegkunde wordt gezien.

Het hele verhaal door de Vereniging Oud Monnickendam jaarboek 2015: met dank aan Dominee C. Groot

De nummers in de tekst hebben betrekking op aanvullende informatie (noten) onder elk verhaal.

 

1. Monnickendamse ‘Florence Nightingale’ - Maria Adriana Anna Bloem

 

Familiegegevens 4a01

Maria Adriana Anna (roepnaam Rie) Bloem werd op zondag 17 maart 1912 in Monnickendam geboren (1). Haar vader was 39, haar moeder 28 jaar. Ze was de oudste van elf kinderen – negen meisjes en twee jongens - in het gezin van ansjoviszouter Johannes Gerardus (Gerrit) Bloem (Monnickendam 1872-1951). Vader Bloem had ook een visvangstonderneming in Spanje. 4a02

Op 18 januari 1911 was hij in Ilpendam getrouwd met Maria Cornelia Kramer (Ilpendam 1883- Monnickendam 1952). Zij was de eerste vrouw die in 1902, aan de R.K-kweekschool te Monnickendam, het onderwijzeresdiploma behaalde (2).

Rie werd geboren in het huis Noordeinde 36, hoek Brugsteeg (nu Brugstraat). Daarna verhuisde de familie naar Noordeinde 50, hoek Oude Steeg. Een herenhuis met een lange geschiedenis, die teruggaat tot de 17e eeuw en voldoende ruimte had om het grote gezin dat zou ontstaan te herbergen (3). Vader Bloem had er een kantoor voor zijn ansjovishandel. Achter het huis was een flinke tuin van zo’n veertig meter diep, met appel- en perenbomen en speelgelegenheid voor de kinderen. Achterin was een tuinhuisje, met een uitgang naar de Haven, terwijl er ook een uitgang naar de naastgelegen steeg was. Een dienstbode zorgde voor het op orde houden van het huis. 4a03

 

Jeugd in Monnickendam

Rie ging naar de St. Jozefschool, waar ze les kreeg van de zusters Ursulinen, die in 1897 naar Monnickendam waren gekomen.

Toen ze dertien was overleed haar broertje Jacobus Gerardus (1917-1925) aan een hersenvliesontsteking. Haar eerste ‘kennismaking’ met ziekte en dood. Het zou niet de laatste keer zijn.

 

Pensionaat Culemborg

In het gezin Bloem werden alle meisjes goed katholiek opgevoed. Al op jonge leeftijd gingen ze naar een zogeheten pensionaat (4). Voor de meisjes Bloem, geboren tussen 1919 en 1930, was dat een pensionaat in Bergen. Maar Maria van twaalf en haar twee jaar jongere zusje Adriana gingen na de lagere school, in 1924 naar het pensionaat ‘Mariakroon’ in Culemborg, genoemd naar het voormalige klooster Mariëncroon. Een groot gebouw dat aan de achterkant aan het R.K. St. Barbara ziekenhuis grensde. 4a04

In die tijd was ‘doorleren’ meestal alleen het voorrecht van kinderen uit rijkere families, de ‘deftige meisjes’ zoals men die toen noemde. Maar blijkbaar liep de ansjovishandel goed en kon vader Bloem zo’n opleiding wel betalen.

Het pensionaat in Culemborg had het niveau van een MULO, aangevuld met allerlei praktische vakken die voor meisjes, met het oog op een huwelijk, van belang werden geacht. Daartoe was een gedeelte van het gebouw ingericht als huishoudschool.

In zulke huizen was gewoonlijk sprake van een strenge discipline. De meisjes, allemaal hetzelfde gekleed, kwamen alleen buiten het pensionaat als zij, onder begeleiding van zusters, zondags een wandeling door Culemborg mochten maken. Hoe het leven in het pensionaat door sommige meisjes werd ervaren, leren ons deze twee regeltjes:

 

‘Met gejank en met gesin (tegenzin, caeg), trekken we de poort van Culemborg in.

Met gefiedel en gefluit trekken we de poort van Culemborg uit’.

 

Dat Culemborgse pensionaat was dus de plek waar Marie Bloem vanaf haar twaalfde jaar werd grootgebracht en onderwezen. Zij leerde er de dochters van een gefortuneerd molenaarsgezin uit Wanroij kennen, de familie Reijnen. Eén van hen was de in 1911 te Wanroij geboren Maria Hendrika Wilhelmina, roepnaam Riek.

De vriendschap tussen de meisjes is altijd gebleven en zou Rie in een latere fase van haar leven nog van pas komen.

 

Opleidingen in Hoorn, Heerlen en Amsterdam 4a05

Rie was zeventien toen ze op 28 mei 1929 het pensionaat mocht verlaten. Ze ging terug naar Monnickendam waar ze twee jaar woonde, voor ze op 28 juli 1931 naar Hoorn vertrok.

In het St. Jan ziekenhuis volgde Rie de verpleegstersopleiding, waarvan ze op 30 maart 1935 het diploma behaalde (5). 4a06

Tijdens de opleiding deed Rie mee aan een handwerkwedstrijd. In december 1933 won ze een eerste prijs, een klokje.

 

Dat verpleegstersdiploma was nog maar een begin. Op 9 maart 1936 kwam daar het diploma kraamverpleegster bij, behaalt aan de kweekschool voor vroedvrouwen in Heerlen. Een opleiding die vanaf 1920 jarenlang een begrip was in Limburg (6). Een gebouw van ‘levensvreugde en stervensverdriet’ zoals iemand de kweekschool typeerde.4a07

Nog weer een jaar later, half juli 1937, kreeg Rie de aantekening wijkverpleegster. Ze had daartoe een opleiding gevolgd aan de R.K-school voor Maatschappelijk Werk aan de Stadhouderskade in Amsterdam. De krant heeft het over een diploma, behaald aan voornoemde school (7).

 

Rijbewijs

Toen na 1900 het aantal auto’s in ons land sterk toenam en er regelmatig ongelukken gebeurden, werd in 1905 bij wet geregeld dat automobilisten een rijbewijs moesten hebben. Dat kon je op aanvraag krijgen! Pas vanaf 1927 was er de verplichting om een examen af te leggen. Wie slaagde kreeg voor vier gulden het rijbewijs, dat verstrekt werd door het Centraal Bureau voor de afgifte van Bewijsstukken van Rijvaardigheid (CBBR). 4a08

Tussen 1935 en 1940 heeft Rie haar rijbewijs gehaald. Ze kreeg les van Martinus Beumer uit Edam, een van de twee Forddealers, bekend onder de naam ‘Griep en Beumer’. Zij hadden een garagebedrijf met verkoop van auto’s, reparatie en verhuur. Je hoefde in die tijd nog geen diploma als rijinstructeur te hebben. Aangezien er geen dubbele bediening in de auto zat, ging er wel eens wat mis.

 

Wijkverpleegster Witte Kruis

Rie was enige tijd werkzaam als particulier verpleegster in district Haarlem, toen ze op 1 januari 1939 aangesteld werd als wijkverpleegster van het ‘Witte Kruis’ in Monnickendam (8). Dat Witte Kruis had als doel de volksziekte tuberculose en andere infectieziekten te bestrijden. Een belangrijke taak van zuster Bloem. Maar ze deed meer.

 

Luchtbescherming

In oktober 1938 werd er in Monnickendam een vereniging voor Luchtbescherming opgericht. De Geneeskundige dienst ervan was in handen van huisarts Dr. Scholte, bijgestaan door zuster Bloem. Het R.K-clubhuis aan het Noordeinde diende als geneeskundige centrale. In het geval van luchtgevaar moesten de dokter, zuster Bloem, de transportcolonne en de reddingsploeg zich daar melden voor instructies. 4a09

In de maand dat er in ons land een algehele mobilisatie werd uitgeroepen, vond er op donderdag 18 augustus 1939, onder grote belangstelling van de bevolking, een oefenwandeling van de Luchtbescherming plaats. Brandweerlieden en leden van de hulpploegen, waren voorzien van een gasmasker. Zuster Bloem, die voor eventuele hulpverlening en controle van de deelnemers aanwezig was, opende de stoet. De burgerij maakte op deze wijze kennis met hun medeburgers, voorzien van een gasmasker. Na een mars door de Kerkstraat, het Noordeinde en over de Oude Zijds Burgwal werden alle deelnemers door zuster Bloem gecontroleerd op vermoeidheid en verhoogde polsslag. Maar iedereen had de proef schitterend doorstaan (9).

 

Rie Bloem als docente

Katwoude, hoewel een zelfstandige gemeente, was sterk op Monnickendam aangewezen. Beiden hadden dezelfde burgemeester. Uitgaande van het ‘Witte Kruis’ kon Rie Bloem eind 1939, in het schoollokaal van Katwoude, een cursus ‘Huishoudelijke Ziekenverpleging’ geven. ‘Reeds werden door een twintigtal dames twee lessen met veel animo gevolgd. Voor Katwoude met zo weinig inwoners zeker een mooi resultaat’ (10). Zuster Bloem als docente dus. 4a10

 

Zuster in oorlogsgebied

Na twee jaar in Monnickendam te hebben gewerkt, vertrok de ongehuwde Rie Bloem naar Boxmeer. Op 2 januari 1941 werd ze in Monnickendam uitgeschreven en ingeschreven op adres Steenstraat 107, bij mevrouw Lucie Simonis uit Dreumel.

Dat Rie naar het ‘Land van Cuijk’ ging, was op uitnodiging van de daar pas benoemde huisarts dr. Th. G.J. Horbach (Vlissingen 1914-Groesbeek 1968). Hij wilde binnen het R.K. Wit-Gele Kruis een organisatie opzetten voor consultatiebureaus, wijkverpleging en tbc-bestrijding. In zijn gebied waren namelijk veel tuberculose patiënten en daar moest nodig wat aan worden gedaan.

Rie was daar uitermate geschikt voor. Ze organiseerde het tbc-onderzoek op scholen door het aanbrengen van krasje op de onderarm, het zogeheten Pirquet-krasje, beter bekend als mantoux. Ook hield ze cursussen voor (aanstaande) moeders. Als districtshuisbezoekster van het Wit-Gele Kruis werd ze hét gezicht van deze volksgezondheidorganisatie in de regio, het gebied tussen Grave en Maashees.

 

Eind april 1941 was huisbezoekster Rie Bloem aanwezig bij de officiële opening van het Consultatiebureau voor Zuigelingen in het R.K. Militair tehuis aan de Steenstraat, iets verderop in de straat waar zij woonde.

 

Het Wit-Gele Kruis beschikte over een Röntgen-toestel dat door Rie werd bediend. Maar het was in de zomer van 1944 kapot gegaan, waardoor de mensen maar liefst zeven weken moesten wachten, voor het weer gebruikt kon worden.

 

Opleiding B-verpleging 4a11

Rie was een breed opgeleide verpleegster, maar ze miste éen diploma, het Zwarte Kruis. Het bestuur van het Wit-Gele Kruis besliste, dat ze ook het diploma B-verpleging moest halen. Rie was daar in eerste instantie niet blij mee maar volgde, in het in 1885 gestichte psychiatrisch ziekenhuis ‘Huize Voorburg’ te Vught, gedurende drie maanden de opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige. Toen ze in het laatste deel van de oorlog betrokken raakte bij het evacueren van psychiatrische patiënten, was ze achteraf maar wat blij, dat ze deze opleiding had gevolgd.

 

Vriendinnen

Rie ontmoette regelmatig de zusjes Reijnen, die ze in ‘Mariakroon’ te Culemborg had leren kennen. Ze waren vriendinnen geworden en zuster Rie werd door deze familie regelmatig van boter, kaas, melk en eieren voorzien. Producten die in oorlogstijd uiteraard zeer welkom waren.

 

Nieuw onderkomen

Omdat het huis van haar hospita Simonis door de Duitsers werd gevorderd, verhuisde Rie eind juni 1944 naar de Nieuwe Stationsweg 17, waar ze introk bij mevrouw Zwaantje Müller. Een vrouw die het moeilijk had omdat haar man in Duitsland krijgsgevangene was.

 

Dagboek 4a12

Vanaf 1 juli 1944 schreef Rie al haar belevenissen in een kantooragenda annex dagboek. Ze had een keurig, gemakkelijk leesbaar handschrift en kon uitstekend formuleren. De kantooragenda geeft aan waar ze van dag tot dag mee bezig was. Ging het in het begin vooral om haar medische activiteiten, werkervaringen en familiezaken, gaandeweg schreef ze ook over de oorlogshandelingen in haar regio, het oostelijk deel van Noord-Brabant. Tussen de regels door ontdek je, dat haar leven regelmatig gevaar liep.

In een brief aan vader en moeder en de zusjes d.d. 7 oktober gaf Rie aan waarom ze dat dagboek bijhield: ‘Het lijkt mij toch wel prettig om straks te weten wat wij hier beleefd hebben’.

 

Geloof

In haar dagboek vermeldt Rie regelmatig dat ze naar de mis is geweest, niet alleen op zondag, maar ook door de weeks, meestal in het klooster Elsendael. Het opzien naar God zal Rie ongetwijfeld kracht en moed hebben gegeven, om haar vele en dikwijls gevaarlijke taken en opdrachten uit te voeren (11).

 

Ongehuwd

Rie was niet getrouwd. Of ze ooit verliefd is geweest? Vast wel, maar het dienen en verzorgen van mensen was blijkbaar een grotere passie. ‘Een engel van naastenliefde’ zoals een journalist haar eens typeerde.

Wel is er door een man contact met haar gezocht. Op 26 juli 1944 schreef ze in een brief aan haar zus Bep: ‘Vanmiddag is er een mijnheer aan de deur geweest om mij te spreken. Gelukkig was ik er niet. Hij mag nog net zoveel terugkomen als hij wil, hij loopt toch steeds een blauwtje’. Duidelijke taal.

 

Door weer en wind

Rie was een vrouw met een grote sociale bewogenheid. Ze stond altijd klaar voor mensen in moeiten, ziekte en nood. Nauwkeurig hield ze de administratie van haar werk en uitgaven bij, maar hielp ook haar hospita Zwanie Müller met de was en het inmaken van peren en sperziebonen. Het dagboek laat zien, dat Rie op sommige dagen zo’ n beetje dag en nacht in de weer was. Sporadisch zijn er onbeschreven pagina’s in haar agenda, bijvoorbeeld als ze een weekend vrij was.

Door weer en wind ging ze op de fiets om haar werk te doen, vaak tientallen kilometers per dag. Bij een lekke band lopen. Pas in een latere fase van de oorlog kon ze gebruik maken van een vrachtwagentje.

 

Vakantie 4a13

Op 29 juli noteerde Rie in haar agenda: begin vacantie! met een uitroepteken. Ze had dat blijkbaar nodig, want op 26 juli schreef ze aan haar zus Bep: ’Zaterdag ga ik nog niet meteen naar huis. Eerst wil ik hier mijn hele kamer op orde hebben. Op het ogenblik kom ik aan mijn eigen werkzaamheden absoluut niet toe. ’t Is dienst, dienst en nog eens dienst’.

Die vakantie zou vier weken duren. De kantooragenda ging mee en uit de notities blijkt, dat ze die dagen merendeels in Monnickendam heeft doorgebracht. Op 1 augustus is ze met een aantal meisjes (zusjes?) naar de speeltuin in Broek in Waterland geweest. Woensdag 2 augustus was een snikhete dag, zo ook de 23e, aldus het dagboek (23 augustus 1944 was de warmste dag ooit in Nederland gemeten; top 38,6 graden in Warnsveld!)

Op 7 augustus was Rie in Amsterdam om een jurk te passen. Blijkbaar moest die worden vermaakt, want de jurk werd op 12 augustus door een zus opgehaald. De elfde is Rie met vrienden naar Marken geweest en ’s avonds heeft ze, in gezelschap van o.a. haar vader, de geweldige tegelverzameling van de heer van der Lingen bekeken. Op 24 augustus staat genoteerd, dat ze mevrouw Scholte (Catharina Scholte-Perels, caeg, zie ‘Joodse overlevenden II’), de vrouw van huisarts dr. Scholte, heeft geholpen met het schillen van peren. Ook tijdens haar vakantie maakte ze zich dus nuttig.

 

Terug naar het oorlogsgebied

Na deze vier weken vrijaf heeft ze, zij het met moeite, kans gezien om Boxmeer weer te bereiken. Op zondag 27 augustus was Rie uit Monnickendam vertrokken, omdat ze volgende dag weer aan het werk moest. Maar door ontregeld treinverkeer vanwege oorlogshandelingen kwam ze, via allerlei omwegen, pas maandag 28 augustus in Boxmeer aan. Bij Mook was haar trein beschoten, waarbij twee doden waren gevallen. (Er vielen dat weekend acht doden onder treinpassagiers).

 

De oorlog in haar werkgebied

Om het laatste gedeelte van haar levensverhaal te kunnen begrijpen, eerst wat achtergrond- informatie over de oorlogssituatie in haar werkgebied, in de maanden september en oktober.

Rondom Boxmeer, Overloon en Venray (het oosten van Brabant en het noorden van Limburg) werd in september 1944 zware strijd geleverd tussen de Duitsers aan de ene kant en de Amerikanen en de Britten aan de andere kant.

In Venray waren twee gestichten voor geestelijk gestoorde mensen, het St. Servatius voor mannen, geopend in 1907 en het St. Anna voor vrouwen, geopend in 1911.

Toen er op 30 september 1944 bommen van de geallieerden op Venray vielen, werden alle patiënten in de kolenkelders van het gesticht ondergebracht. Een hele klus waarbij bovendien de tbc-patiënten gescheiden moesten worden van de gezonden.

 

Ook in oktober vonden er regelmatig en dikwijls zware beschietingen plaats, waardoor iedereen zoveel mogelijk in de kolenkelders moesten blijven. Die waren daar niet op berekend en ondanks inspanningen van de zusters verslechterde de hygiënische situatie met de dag.

Na een laatste, zware artilleriebeschieting op 16 oktober werd het even wat rustiger. De Britten waren nogal verrast toen ze ontdekken, dat er in St. Anna geen Duitsers maar psychiatrische patiënten verbleven. Samen met vluchtelingen uit de wijde omgeving, bleken er zo’n 4000 mensen in de kelders van beide inrichtingen te schuilen.

Hoewel Venray op 18 oktober door de 3e Britse Infanteriedivisie werd bevrijd, bleef de stad bestookt worden door Duitse artilleriegranaten (12).

Er waren al enkele honderden slachtoffers gevallen toen, op last van de bevrijders, alle bewoners van Venray moesten worden geëvacueerd. Ook de patiënten die negentien dagen in de kolenkelders van beide inrichtingen hadden doorgebracht moesten daar weg.

Onder uiterst moeilijke omstandigheden werd op 20 oktober een begin gemaakt met de evacuatie van het St. Anna gesticht. Twee dagen later volgde evacuatie van St. Servatius.

De 25e oktober moest de complete bevolking van Venray op bevel van de geallieerden geëvacueerd worden. De hele winter 1944/1945 bleef Venray onbewoond frontgebied, waarbij het grootste deel van die plaats volledig in puin lag.

Het is tegen deze achtergrond dat Rie Bloem haar werk heeft moeten doen. Het gevaar lag elke dag op de loer (13).

 

October 1944

Ik noemde het al, in haar dagboek maakte Rie, naast haar medische bezigheden, regelmatig melding van oorlogshandelingen, beschietingen etc. Dat zal u, gelet wat u zojuist las, niet vreemd voorkomen. Het was een turbulente tijd, waarbij de ene plaats in de regio bevrijd was en een andere niet. Dat was bij tijden heel erg verwarrend. Rie’s bezigheden waren in de maand oktober vooral het verzorgen en evacueren van gewonden. 4a14

Op 7 oktober schreef ze een lange brief naar huis, waarin ze het betreurt, dat ze vaders 72e verjaardag niet kon meevieren. De brief gaat over in een verslag, van wat ze al die weken had meegemaakt en wat in haar dagboek verder is uitgewerkt. Heel wat keren moest ze schuilen in de kelder van haar huis, want er werd regelmatig flink met scherp geschoten, waarbij de kogels over en langs het huis vlogen.

Licht was er niet, dus was het behelpen met kaarsen en die raakten op, waardoor vroeg naar bed meestal noodzakelijk was. Er waren dagen dat Rie haar bed in de kelder moest zetten om daar te slapen, voor zover dat lukte.

 

De laatste dagen van haar leven (notities uit haar dagboek)

Het grootste gedeelte van oostelijk Noord-Brabant werd gaandeweg de maand oktober bevrijd. Maar dat betekende niet dat het overal veilig was, integendeel. Er was nog steeds sprake van, soms zeer onverwachte, Duitse tegenstand.

- Donderdag 19 oktober, daags na de bevrijding van Venray, was Rie betrokken bij de evacuatie van de zusters Ursulinen uit het klooster Jerusalem die met Engelse ambulances naar Boekel werden gebracht.

- Vrijdag 20 oktober had zuster Bloem een gesprek met de burgemeester en enkele paters over de voedselvoorziening van Venray. Zelf ging ze ook naar Venray. ‘Overal werden levensmiddelen ingezameld’.

- Zaterdag 21 oktober was ze behulpzaam bij het evacueren van mensen uit Venray, met name uit het St. Servatius gesticht, waar krankzinnige mannen werden verpleegd. Een beschieting die dag was echter reden, om enkele uren in de kelder door te brengen.

- Zondag 22 oktober was Rie Bloem opnieuw in Venray om te helpen bij de evacuatie van de laatste vluchtelingen uit de kelders van het St. Servatiusgesticht. Ze werden weggebracht naar veiliger oorden. Deze mensen hadden zich al geruime tijd in de kelder verscholen en werden daar verpleegd. Vanwege de vele bombardementen kon er in Venray echter geen brood meer worden gehaald en evenmin schoon linnengoed. Mensen in een kelder die allemaal moesten slapen en dikwijls hun behoefte doen!

 

Het laatste wat Rie in haar dagboek schreef is: ‘Kerkje op Elsendael vanmorgen tjokvol. We zouden naar Venray gaan om mee te helpen evacueren. Tegen half twaalf in Venray gezocht naar kapitein F. Onvindbaar. Met een andere majoor de burgers uit de kelder gehaald. Afgesproken om morgen om negen uur terug te zijn met mijn vrachtwagen. Gisteren is de eerste lading van de Engelsen (nonnen, vrouwen en kinderen) beschoten vlak buiten de poort. Enkele doden en gewonden. Verdere transporten afgelast’.

 

Lege pagina 4a15

Maandag 23 oktober bleef haar kantooragenda onbeschreven. Er stond al wel een afspraak op de 24e genoteerd. Dan zou ze in Boxmeer een moedercursus geven. Het zou er niet meer van komen. Op diezelfde dag – 24 oktober - heeft iemand, vermoedelijk haar hospita, met potlood in de agenda geschreven: ‘Vanmiddag bericht gekregen, Rie een ongeluk gekregen in Venray’.

 

Haar laatste dag

Wat er maandag 23 oktober 1944 is gebeurd, staat in het marechausseerapport nr. 488, opgemaakt 3 mei 1945, ruim een half jaar later dus. Daaruit blijkt dat zuster Bloem die dag, in gezelschap van de 34-jarige kapelaan Willem August Henri Hubert Olieslagers uit Venray (14) en de Nederlandse sergeant Cornelis Arnold (Cockey) van Voorst van Beest (15) die als tolk dienst deed, bij de boerderij ’t Nieuwhuis’ van landbouwer Gerardus Goumans (16) aan de Smakterweg 7 heeft aangeklopt. Het drietal was met een jeep op weg naar een ernstig gewonde, stervende, misschien al gestorven vrouw, niet ver daar vandaan, in een buitengebied van Venray, zeer waarschijnlijk in de Spurkt (17).  4a16

Kapelaan Olieslagers zou het sacrament der stervenden toedienen en zuster Bloem, indien nog mogelijk, medische hulp verlenen. Na een kort gesprek met boer Goumans is het drietal naar buiten gegaan en in de richting van een Engelse militaire stelling gereden. Een tamelijk open terrein. Op zeker moment hebben ze de jeep verlaten, mogelijk om dekking te zoeken vanwege Duits granaatvuur.

 

Boer Goumans vertelt

‘In de maand October 1944, enige dagen na de bevrijding, welke dag weet ik niet meer, kwamen er enige personen aan mijn woning en wel de mij bekende Kapelaan Olieslagers, in gezelschap van een mij onbekende verpleegster en een militair. Het signalement van de verpleegster is als volgt: leeftijd ongeveer 30 jaar, kort en dik van postuur. Zij droeg een verpleegsterskap op het hoofd, de kleur is mij niet meer bekend. Na een kort gesprek met mij, zijn bedoelde personen naar buiten gegaan en liepen in de richting van de Militaire stellingen, alwaar Engelsche Militairen waren gelegerd. Ik heb de personen uit nieuwsgierigheid waar zij naar toe zouden gaan, door een stalruitje nog nagekeken. Doch toen zij ongeveer tussen de stellingen waren, kwamen er weer veel granaten en ben ik direct de kelder ingevlucht. Toen het weer rustig was geworden, ben ik direct weer gaan kijken door het ruitje, om reden ik mij bezorgd had gemaakt over bedoelde personen. Ik zag toen midden in de stellingen rookwolken opstijgen en vreesde het ergste. Een korte tijd daarna kwam er een Engelse Kapitein aan mijn woning, welke mij meedeelde dat er 4 personen waren gesneuveld zojuist, waaronder een priester en een verpleegster. Dit alles gebeurde ongeveer 15 à 20 minuten nadat bedoelde personen aan mijn woning waren geweest. Ik vermoed dat de Engelse militairen de gesneuvelde personen hebben begraven. Ik ben meerdere malen aan het graf geweest, waarop de namen voorkwamen van zuster Bloem en kapelaan Olieslagers en de naam van een Militair. Meer kan ik u niet verklaren’ (18).

 

In maart 1945 heeft mevrouw Nel Goumans het volgende aan een Engelse kolonel verteld:

‘Mej. Bloem, de kapelaan en de soldaat kwamen bij haar huis aan in een auto met nummerbord OD Boxmeer. In gezelschap van nog een andere Nederlandse soldaat gingen ze gezamenlijk in de richting van enkele loopgraven in de omgeving van de boerderij, naar de positie van de eerste post van de Engelse troepen. Of dat rijdend of lopend was, kon ze zich niet herinneren. Nog geen tien minuten later kwam er een reeks granaten terecht op de plek waar zij zich op dat moment bevonden. Ongeveer een half uur later kwam een Britse officier haar vertellen dat alle vier waren omgekomen (19).

 

Wat is er gebeurd?

De berichten over wat er precies is gebeurd, zijn niet eensluidend. Volgens de heer Goumans bevonden zich op ongeveer 300 meter van zijn huis Engelse stellingen, die toen door granaatvuur werden getroffen. Dat zou hen fataal zijn geworden. Maar toen het schieten begon, was hij snel zijn kelder ingedoken, terwijl hij hen in de verte zag verdwijnen. Hij heeft dus niet gezien wat er precies is gebeurd. 4a17

 

Een ander, meer aannemelijk bericht is, dat ze omgekomen zijn door een landmijn. Daarvan hadden de Duitsers er namelijk heel wat in Venray en omgeving gelegd.

Toen een zus van Rie in 1995 een toelichting schreef bij wat er in een vitrine in de Grote Kerk van Monnickendam te zien was (allerlei attributen van Rie), stond er in de kantlijn ‘Ze vluchtten in de bosjes (vermoedelijk vanwege vijandelijk granaatvuur, caeg) en trapten op een landmijn’. 

 

Wat echter onomstotelijk vast staat is, dat zij die maandag 23 oktober op de Smakterweg in het noordelijk deel van Venray, om het leven zijn gekomen (20). Op een grasveld met wat struiken, volgens nabestaanden van Rie. Witte pijlen op een luchtfoto geven de plek aan.

 

De heer Paul van Meegeren van het Gemeentearchief Venray gaf  bij de luchtfoto de volgende toelichting: ‘Ik heb op de luchtfoto de boerderij van Goumans gemarkeerd (rechthoekje). Waarschijnlijk is zuster Bloem vervolgens een stukje naar het westen gelopen om uit te komen op de Spurkterweg (zie pijl). In de buurt hiervan bevonden zich Engelse stellingen (gedraaide streep). Deze werden bestookt door Duitsers, die zich wat zuidelijker in de bossen hadden ingegraven (letters D). Dit is de meest vermoedelijke hypothese. De frontlinie was echter voortdurend in beweging, dus het kan zijn dat de ingenomen posities ook wat anders hebben gelegen’.

 

Graf met kruis

Engelse soldaten hebben de lichamen van de slachtoffers gevonden. Vanwege het oorlogsgevaar maakten zij ter plekke een noodgraf en zijn de drie daar begraven, ieder gewikkeld in een deken en vervolgens nog eens samen in een deken gewikkeld.

De man die het marechaussee-rapport heeft opgemaakt, dhr. K. Hoogenberg, schreef: ‘Verder verklaar ik, rapporteur, dat ongeveer 300 meter van perceel Smakterweg 7 een zandophoping is gemaakt, gelijkende op een graf, waarop een kruis is aangebracht met de volgende opschriften onder elkaar: 1. A Dutch nurse, A Dutch priest, A Dutch soldier.

 

Ik (caeg) heb dat kruis, dat bewaard wordt door Rie’s jongste zus, mevr. Truus Luken-Bloem, in mijn handen gehad. Moeilijk te lezen staan bovenaan de letters R.I.P (Requiescat in Pace – dat hij/zij ruste in vrede). Of misschien moeten we Engels lezen: ‘Rest in Peace’. Onder de namen staat: Died at the 23 oct 1944.

 

De overlijdensacte van Rie is op 25 juli 1945 in Venray opgemaakt (nr. 382). De aangifte werd gedaan door haar a.s. zwager, de 28-jarige commies ter secretarie in Edam, Eric J.M. Kolfschoten. Uit eigen kennis geeft hij de datum van Rie’s overlijden aan en noemt ook het tijdstip: 16.00 uur, vier uur in de middag dus. 4a18

 

Bijzonderheden

Na de bevrijding zijn er enkele attributen gevonden op de plaats van het ongeval en de plek van het noodgraf, waaronder de vulpen van Rie en nog wat kleine herkenningstekens. Ook een schoen van de kapelaan en een zakboekje, zeer waarschijnlijk het eigendom van de soldaat van Voorst tot Beest. Dat zakboekje lag op een niet ontplofte mijn!

Ten slotte zij nog vermeld dat haar zus Bep na de oorlog, op de bewuste plek de restanten van de hoofdband van het verpleegsterskapje van Rie Bloem heeft gevonden. Ook dat wordt door mevrouw Luken-Bloem bewaard.

 

Het bericht van overlijden in Monnickendam 4a19

Op 10 mei 1945 schreef vader Bloem: ‘Tot onze groote droefheid bereikte ons heden ’t bericht dat onze geliefde dochter en zuster (volgen de gegevens) is overleden’. Vermoedelijk is er op die dag een schriftelijke bevestiging binnengekomen dat Rie was omgekomen, want mevrouw Luken-Bloem vertelde mij het volgende: ‘Op de dag van de bevrijding, 5 mei dus, was de moeder van Rie bij haar halfbroer Nico Bloem en schoonzuster Johanna Boots (tante Jansje), aan de overkant, Noordeinde 51. Daar werd ze verzocht om naar huis te komen, want haar dochter Bep was met een ordonnans vanuit het Zuiden naar Monnickendam gekomen en had het overlijden van Rie gemeld bij pastoor Brandehof’.

Toen moeder Bloem de straat overstak, zei de 24-jarige dove zoon van Nico en Jansje tegen haar: ‘ik condoleer u met het verlies van Rie’. Dat kwam aan, maar het was de bevestiging van wat moeder Bloem-Kramer al enige tijd vermoedde. Even later kwam Hermanus Maria Brandehof (Amsterdam 1891-1952), pastoor in Monnickendam van 1937-1952, die het overlijden van Rie bevestigde. 4a20

In een plaats met zo weinig inwoners gaat een verhaal razend snel van deur tot deur en zo wist heel Monnickendam in kort tijd wat er was gebeurd.

 

De persoon Rie Bloem

Een eenvoudige kantooragenda werd een document van herinnering en een stukje oorlogskroniek. Wat men er echter tevergeefs in zal zoeken, is een duidelijk beeld van de lichamelijke en morele moed die Rie aan de dag heeft moeten leggen om, ondanks de gevaren, iedere keer op pad te gaan, om de hulpbehoevenden te bezoeken en te verplegen. Nergens staat te lezen hoe de schrijfster, op weg naar zieke mensen, die zich op uiterst gevaarlijke plaatsen bevonden, alle waarschuwingen om toch vooral niet verder te gaan, in de wind sloeg. Ze was een gedreven vrouw met maar één doel: helpen! Deze instelling heeft haar uiteindelijk het leven gekost.

 

Begraven in Monnickendam 4a21

In de zomer van 1945 is het stoffelijk overschot van Rie opgegraven en overgebracht naar Monnickendam. Dat werd gedaan door palingroker Bernard (Ben) Miedema (Monnickendam 1913 – 1988) met zijn vrachtauto. Het echtpaar Miedema was bevriend met de familie Bloem. Verschillende meisjes Bloem kwamen regelmatig bij de Miedema’s in de Tuinstraat over de vloer.

‘Lange Ben’ Miedema reed voor zijn bedrijf regelmatig naar Maastricht. Hij kende dus de weg in het Limburgse land, waaronder het gebied rondom Venray.

Bij het vervoer waren ook aanwezig de eerder genoemde Eric Kolfschoten en een oom uit Alkmaar, dokter Gerardus Johannas Bloem (Monnickendam 1894-Alkmaar 1968) een zoon van Gerrit Bloem (Monnickendam 1842-1908) en zijn tweede vrouw Catharina G.B. Cocx (Amsterdam 1857-Monnickendam 1945. Hij was weduwnaar van Ariaantje Karhof).

Dr. Bloem was vanaf 1925 tot 1963 een bij velen zeer geliefd huisarts te Spierdijk, in 1926 getrouwd met Alida Cornelia Ruijter (Nieuwendam 1898-Alkmaar 1984). In Spierdijk is een straat naar hem genoemd, de Dr. Bloemstraat.

 

Rie, nog maar 32 jaar, werd op de RK-begraafplaats begraven, het enige oorlogsgraf in Monnickendam. Pastoor Brandehof verzorgde de mis en leidde de begrafenis. Een bidprentje houdt haar leven in herinnering.

 

Florence Nightingale-medaille 4a22

Twee jaar later, op 18 juli 1947, vond er in Den Haag een indrukwekkende gebeurtenis plaats. Onder de kop ‘Dappere vrouwen gedecoreerd’, schrijft een verslaggever: ‘Ik maak van deze gelegenheid gaarne gebruik om de gedecoreerden en hare familieleden mondeling de hartelijke gelukwensen van het Nederlandse Rode Kruis te herhalen. Wij zijn er trots op zulke vrouwen in ons midden te hebben en te mogen weten dat er naast haar nog vele van haar zusters in den lande zijn, die in de jaren van zware beproeving, die achter ons liggen, blijk hebben gegeven van een moed en toewijding, die tallozer hoop en redding zijn geweest en die zich in de ure des gevaars op uitnemende wijze van haar taak hebben gekweten’ (21).

Woorden van prinses Juliana in het kleine Louis Quinze zaaltje van de Pulchri Studio aan het Lange Voorhout 15, waar zij vijf, in Nederland toegekende, ‘Florence Nightingale-medailles, uitreikte.

 

De prinses schetste in haar toespraak de geschiedenis van de Florence Nightingale-medaille, die in 1921, bij besluit van de Negende Internationale Rode-Kruis-conferentie, werd ingesteld. Zij wees op de bijzondere betekenis van deze onderscheiding, die door het staatshoofd of door de voorzitter van het Nationale Rode Kruis dient te worden overhandigd.

De kwalificatie die van Rie Bloem werd gegeven luidde: ‘wegens buitengewone moed en opofferende toewijding als verpleegster in oorlogstijd’. 4a23

‘Terwijl de verdiensten van zijn in de oorlog omgekomen dochter werden voorgelezen, kwam de inmiddels 74-jarige vader van zuster M.A.A. Bloem uit Monnikendam naar voren om de postuum verleende onderscheiding in ontvangst te nemen. Zuster Bloem onderscheidde zich in de loop van 1944 te Venray door bewonderenswaardige ijver en toewijding. Dodelijk getroffen door een granaatscherf is zij gevallen toen zij hulp verleende bij de begrafenis van een landgenote’ (22)

Na de uitreiking onderhield Hare Koninklijke Hoogheid zich enige tijd ongedwongen met de vader van wijlen zuster Bloem en met de vier andere gedecoreerden. Vijf moedige vrouwen (23).

 

Haar leven beschreven door een journalist

Vanwege de verdienste van Rie Bloem eindig ik het verhaal over haar leven met wat een journalist schreef. ‘Toen het 10 mei 1945 was geworden, verwachtten haar ouders Rie’s thuiskomst. Haar moeder twijfelde er niet aan of ze zou direct met de fiets naar het Noorden komen. Gealarmeerd door de verhalen over de hongerwinter daar (Monnickendam dus), zou ze geen seconde rust hebben.

Maar Rie Bloem was op 23 oktober 1944 gesneuveld in de frontlinie bij Venray. Toen de strijd in het zuiden losbrandde, stelde zij zich in dienst van alle mensen die hulp nodig hadden. Van de eerste dag af dat de geallieerden in dit gebied vochten, veranderde haar leven. Ze hielp. Ze fietste veertig kilometer per dag, in weer en wind. Ze verpleegde tbc-patiënten die angstig in kelders samenhokten. Ze hielp vrouwen die bevallen moesten in een greppel of bekrompen schuilplaats, terwijl de granaten in het gebied rond Boxmeer neer regenden. Soms waren het kinderen die getroffen werden door scherven of gestichten die geëvacueerd werden. Dan weer soldaten of een vrouw die stierf, verlaten van hulp, op een eenzame plek. Het hinderde niet. Als ze doodmoe thuiskwam van een gevaarlijke tocht en er was een boodschap, dan ging zuster Bloem naar wie haar nodig hadden.

Uit eigen beweging heeft zij Boxmeer verlaten en een plaats ingenomen ‘in de meest gevaarlijke zone bij Venray’. Zo staat het in een officieel rapport van de militaire autoriteiten. Soms had ze de kans zich met een vrachtauto maar de plek te spoeden waar ze nodig was. Het gebeurde meer dan eens dat haar chauffeur zei: ‘Maar ik ga niet verder’.’Ga er dan hier maar uit’ zei zuster Bloem en nam zelf plaats achter het stuur.

Zondag 23 oktober moest zij de linie in, want een Nederlandse vrouw was gestorven. In gezelschap van een kapelaan en twee militairen passeerde ze de gevaarlijke zone. Alle vier kwamen om. Een boer zag in de verte het ongeluk gebeuren. Een granaat? Een landmijn?

Zij werden bij elkaar begraven. Een houten kruisje met datum en namen dekte het in haast gedolven graf. Daar heeft zuster Bloem gerust totdat haar ouders het stoffelijk overschot naar Monnikendam lieten overbrengen. Geen dag is het graf zonder verse bloemen geweest. De bevolking van Venray spreekt van haar als een heilige. Toen haar zuster Bep in de zomer van 1945 Venray bezocht en de weg vroeg aan een vrouw zei deze: ‘Zuster Bloem? Zij heeft mijn kind geholpen toen het door een granaat getroffen was. Het kindje stierf. Maar toen het andere getroffen werd, heeft ze het weten te redden’.

Tot zover het verslag van de journalist dat hier en daar, wat de feiten betreft, wat afwijkt van wat u eerder las (24).

 

1995 4a24

Vijftig jaar na de bevrijding - mei 1995 - was er in de Grote Kerk van Monnickendam een vitrine ingericht, met daarin allerlei attributen die met het leven, werken en sterven van Rie Bloem te maken hadden.

 

Straat en monument 4a25 en 4a26

In de oude binnenstad van Monnickendam is een straat naar haar genoemd. Dat is ook het geval in Boxmeer. Op de Health Campus, bij het ziekenhuis, is een Zuster Bloemstraat. Op het naambordje wordt ze geëerd als de ‘Boxmeerse Florence Nightingale’, een verwijzing naar de Britse verpleegkundige die als grondlegster van de moderne geneeskunde wordt gezien. 4a27 en 4a28

Evenals op het monument in Monnickendam wordt de naam van Rie Bloem ook op het oorlogsmonument van Boxmeer in ere gehouden. Er wordt altijd met veel achting en waardering over haar gesproken. Het is zoals een publicist schreef in het blad van de Katholieke Gezondheidszorg juli 1947 ‘Velen hebben meegevoeld de smart van dit tragische heengaan van een der besten die aller harten won en in aller harten zal blijven voorleven’.

Dit verhaal is er een bevestiging van. 4a29

 

1. Geboorte-acte d.d. 18 maart. Het RK-geslacht Bloem (Blöme) is oorspronkelijk afkomstig uit Ankum, zo’n 35 kilometer boven Osnabrück. De stamvader Roelof Jans Bloem, geboren rond 1700/05, zoon van Jan Blome en Hille Ortman, is in 1729 te Monnickendam getrouwd, JOM 1987 blz. 93vv. Zie ook ‘Straatje om’, blz. 59 en Parochiekerk, blz. 133-135;

2. Parochiekerk blz. 167, 168.

3. Het huis kwam in 1865 in handen van de familie Boerlage, ansjoviszouters, koopprijs f 3200,- en werd in 1904 door Jan Roelof Boerlage voor f 5000,- aan de R.K. kerk verkocht. De kerk verhuurde het huis eerst aan Catharina van Rooijen en daarna aan Jan Arnoldus Spaarkogel. Na 1912 en voor 1918 heeft Johannes Gerrit Bloem het gekocht. Zijn ansjovis kwam vanaf 1908 voornamelijk uit Spanje. Hij was in het bezit van een buitenlands paspoort. Hij was 1,65 mtr. maar had wel een bloeiend bedrijf. Zo gaf hij voor de nieuw gebouwde kerk f 660,- om een nieuw altaarkleed en loper voor te kopen. In 1946 deed hij de zaak over aan zijn zoon Gerrit. Zie verder JOM 1992 blz. 91vv. en Voogel, blz. 66.

4. Gezinskaarten Monnickendam 1900-1939. Wij zouden het een internaat noemen.

5. WA 13.4.1935

6. WA 26.2.1936. De school was eigendom van de RK-vereniging ‘Moederschap’. Door armoede en industrialisatie (moeders moesten veelal werken in de fabriek) was er geen gelegenheid voor borstvoeding. De zuigelingsterfte was hoog en de ontwikkeling van het kind kwam in het gedrang.

7. WA 21.7.1937

8. Het ‘Witte Kruis’ is in 1870 te ’s Gravenhage opgericht. De Noord-Hollandse vereniging het ‘Witte Kruis’, werd eind 1875 in Amsterdam opgericht ‘ter afwering en beteugeling van epidemische ziekten en tot hulpbetoon bij epidemieën’. De verschillende afdelingen in de provincie telden toen al 600 leden. In 1889 waren er 14 afdelingen met 611 leden, van wie 21 uit Monnickendam. Een breed gedragen vereniging die veel goed werk heeft verricht. Monnickendam kreeg in 1886 een afdeling van het Witte Kruis. Belangrijke taak was het verzorgen van patiënten met besmettelijke ziekten als typhus, roodvonk, diphterie en TBC in een geïsoleerde houten ziekenbarak aan de Noordervesting. Die was in 1890 neergezet aan de buitenkant van de stad, met ruimte voor 16 lijders en voorzien van voldoende hygiëne. Initiatiefnemer was de toenmalige huisarts dr. Niemeijer. Deze barak werd in 1920 afgebroken, waarna enige tijd de voormalige Joodse badinrichting aan de Kerkstraat als centrum fungeerde. Daarna was het wijkgebouw van het Witte Kruis gevestigd in “De Bonten Os’ aan het Noordeinde, met de familie Jonker als conciërge. Het voormalige rusthuis aan de Kerkstraat fungeerde als opslag voor de materialen.

Het eerste bestuur bestond al in 1886 uit burgemeester Lamaison van Heenvliet en de heren P.J. Rijkens (vertegenwoordiger van een wijnhandel in Amsterdam), de Haas (zws. de eigenaar van de scheepswerf Cornelis de Haas, getrouwd met Geertje Kater), Ds. J.D.F.Wüstenhoff, Ned. Hervormd predikant in Monnickendam van 1885-1888 en apotheker Hendrik van Ringh (SPC 14.7.1886, zie ook 18.7.). In 1906 had het ‘Witte Kruis’ 137 leden, in 1912 175. Er was een verpleegster, Maria Meerman, die veel aandacht aan de daar gelegen patiënten gaf. In 1961 werd het 75jarig bestaan herdacht door dr. van Stalborgh. Meer over het ‘Witte Kruis’ in: 100 jaar Groene Kruis Monnickendam-Katwoude.

9. PNHC 19.8.1939 en eerder 22.10.1938

10. PNHC 18.11.1939

11. Klooster Elsendael in nu een hotel-restaurant.

12. Op de toren van de St. Petrusbandenkerk uit de 15e eeuw stonden Duitsers met verrekijkers. Zo konden zij de gehele omtrek overzien en gaven aan de grondtroepen door, waar zij beweging zagen of activiteit van het Britse leger. Pas op 12 oktober lukte het om de Duitsers daar te verdrijven. De 16e oktober hebben de Duitsers de toren opgeblazen, waarbij de kerk, die al zwaar beschadigd was, grotendeels werd verwoest.

13. Meer daarover in de krant: ‘Bevrijding veertig jaar geleden’, een bijlage van het weekblad ‘Peel en Maas’ d.d. 12.10.1984. Zie ook ‘Slag in de schaduw’. Peel en Maas in 1944/45, A. Korhals Altes en N.K.C.A. Veld.

14. Geboren Roermond 1910, priester vanaf maart 1937 en kapelaan in Venray sinds september 1940.

15. Bussum 1920-Venray 1944. Hij was 24 jaar.

16. Landbouwer Gerardus Hubertus Goumans (Venray 1912-1984), was 32 jaar en getrouwd met Petronella Maria Goemans, (Overloon 1914-Venray 2000). Zijn boerderij is na de oorlog afgebroken. In het gebied is nu een groot bedrijventerrein.

17. De Spurkt is de naam van een buurschap in het buitengebied, aan de noordkant van Venray. Een ander bericht heeft het over twee zwaar gewonde jongens.

18. GA Venray, collectie W.J.N. Willemsen. Kopie daarvan in het archief van mevrouw Luken-Bloem.

19. Mevrouw Goumans heeft het over vier personen. De vierde is vermoedelijk de (engelse?) chauffeur van de jeep. Dat wordt bevestigd door een brief van Elisabeth Geertruida Bloem uit 1969. Zij noemt Marie, de kapelaan, de militaire chauffeur en een begeleider-tolk.

20. Pater Olieslagers werd eerst herbegraven op het kerkhof rond de Grote Kerk. Jaren later is zijn lichaam overgebracht naar de begraafplaats Boschhuizen, aldus de krant: Peel en Maas van 18.10.1984. De tolk van Voorst van Beest, zoon van Maurits Ernst L van Voorst van Beest en Sally Knottenbelt, is later in Zeist begraven. De vierde, mogelijk engelse soldaat, is waarschijnlijk begraven op de oorlogsbegraafplaats van het Gemenebest aan de Hoenderstraat in Venray.

21. Limburgs dagblad 19.7.1947

22. Idem

23. De namen van de vier andere gedecoreerden zijn: Mej. Leintje Jacoba Jobse (1921-1983), Zr. Regina M. Esser (1901-1989), Eerw Zr. Stephania O.P (heet officieel Arnoldina Berdina Driessen, 1905-1994) en Mej. Helena Maria Verheul (1923-1968).

Tussen 1912 en 2011 hebben slechts vijftien Nederlandse vrouwen deze medaille ontvangen!

24. De Tijd d.d. 18.7.1947

 

Met dank aan:

Mevr. Th. M. Luken-Bloem, een zus van Rie Bloem, die met documenten, brieven en foto’s mij veel kon vertellen over haar oudste zus.

Dhr. P. van Meegeren, Gemeentearchief Venray

Dhr. D. Reijnen, Museum gemeente Boxmeer